Mijn vroegste herinnering aan Milaan-San Remo is de overwinning van Roger De Vlaeminck in 1979. Niet dat ik nog kan zeggen hoe dat precies zat maar die dag zit nog in een uithoek van mijn geheugen. Een zonnige dag was het maar ook daar kan ik mij vergissen. Over de editie van 1980 kan ik al helemaal niets kwijt: Pierino Gavazzi was dat jaar de beste van het lot. Hij versloeg een rits favorieten in de sprint.
In 1981 leek Fons De Wolf de steeds hogere verwachtingen die in hem gesteld werden helemaal in te lossen door op de Poggio aan de haal te gaan en in zijn gekende ‘pedaleur-de-charme’ stijl een kleine voorsprong te verdedigen.
Editie 1982 zag een lange ontsnapping tot het einde dragen. Het was kersverse prof Marc Gomez die meteen een klassieker op het palmares mocht zetten. Gomez was met Alain Bondue voorop gebleven wat de meer ervaren Bondue tot favoriet maakte. Die laatste viel in de afdaling van de Poggio en voor Gomez lag de weg naar eeuwige roem open. De Italiaanse tifosi reageerden eerder verbouwereerd.
Beppe Saronni mocht in 1983 zegevieren. Stevig gegangmaakt door de motoren voor hem nam de regerende wereldkampioen voorsprong op de Poggio. De tifosi konden met een jaar vertraging wel weer uit het dak. Neo-prof Eric Vanderaerden (4de) liet meteen van zich spreken door in zijn jeugdige overmoed te beweren dat de favorieten onder één hoedje speelden.
Goed “geprepareerd” kwam Francesco Moser aan de start in 84. Even daarvoor had de rijzige Trentijn in Mexico nog het uurrecord van Merckx bijgesteld en Milaan-San Remo ontbrak nog op de erelijst. Moser reed de meest risicorijke Poggio afdaling van allen en kon alleen doorstomen naar de finish. Bloeddoping, Conconi, Ferrari daar hoorden we pas later over. Een nieuwe bladzijde in de geschiedenis van het dopinggebruik werd in die periode omgeslagen en daardoor werd de editie van 84 toch een beetje een mijlpaal. Moser was immers toch een sportman met een enorme uitstraling, meer dan de succesvolle Amerikaanse amateurs tijdens de Spelen van dat jaar of vrijwel onbekende Italiaanse langlaufers.
In 1985 haalde Hennie Kuiper zijn laatste grote wedstrijd, en daarmee ook de laatste Nederlandse overwinning, binnen. In de nadagen van zijn rijk gevulde carrière bleek hij de meest gehaaide van een trio vluchters, waarbij ook ploegmaat Teun van Vliet. Die twee moesten afrekenen met Silvano Rico. Kuiper werd vroeg op de Poggio gelost maar de twee vooraan verloren hem uit het oog. Bij het binnenrijden van San Remo ging hij op en over zijn vroegere gezellen richting zege.
In 1986 kon Sean Kelly winnen als snelste man, na een uitval op de Poggio in het gezelschap van Greg LeMond en Mario Beccia. Eric Maechler wist in 1987 te winnen als overblijver van een lange vlucht waarbij het er even naar uit zag dat Alan Peiper de sterkste was. Hij werd echter tussen Cipressa en Poggio tot de orde geroepen door Maechler en even later achtergelaten. Eric Vanderaerden kwam te laat en verspeelde de zege met een handvol seconden.
Eind jaren tachtig was Laurent Fignon een van de beste renners ter wereld. Alhoewel je hem slechts later op het jaar in het grote rondewerk verwachtte, haalde hij de edities van 1988 en 1989 naar zich toe. In 1988 hield hij er Maurizio Fondriest onder, die was hem op de Poggio wel komen terughalen. Een jaar later was hij samen met Frans Maassen weggereden tussen Cipressa en Poggio. Maassen kwam op de steilere stukken te kort tegen de sterkere Fransman.
De jaren negentig luidden in de wielersport een nieuw tijdperk in. Vooral de beginjaren waren een periode met twee snelheden in het peloton. Van de wedstrijd in 1990 onthoud ik alleen maar het beeld van een mij tot dan onbekende renner die een tijdrit in de wedstrijd reed: Gianni Bugno. Op de Via Roma houdt hij luttele seconden over op Rolf Gölz.
Claudio Chiappucci was de verrassing van de Ronde van Frankrijk een jaar eerder en zette in 1991 met veel punch de wedstrijd naar zijn hand. Sean Kelly kwam in 1992 zijn tweede oppergaai opeisen en belette daarmee voor altijd Primavera winst voor Moreno Argentin. Het zou een hiaat blijven op de anders rijkelijk gevulde erelijst van de Italiaan.
Topfavorieten Maurizio Fondriest en Giorgio Furlan wonnen respectievelijk in 1993 en 1994. Vooral Furlan, lid van het beruchte Gewiss-Ballan, bleek in die periode over zeer goede benen te beschikken. Hij zou dit niveau later nooit meer evenaren alhoewel hij pas 28 was.
Laurent Jalabert hield Fondriest van een tweede winst in 1995. Gabriele Colombo beleefde zijn boerenjaar in 1996 en kon zich op de Poggio van zijn drie medevluchters ontdoen.
Daarna bleek de wedstrijd vooral een sprintersklassieker te worden. Zabel, Freire, Cippolini, Petacchi en Cavendish kwamen langs in de periode 1997-2009. Illustere uitzonderingen waren Andrei Tchmil (1999), Filippo Pozzato (2006) en Fabian Cancellara (2008) die de rest nog verschalkten met de streep in zicht. Alleen Paolo Bettini kon in 2003 nog eens ouderwets uitpakken na op de Poggio een aanval van Danilo Di Luca te pareren en met ploegmaat Luca Paolini en Mirko Celestino naar de streep te gaan. Van 2008 tem 2014 werd de klassieke aankomst op de Via Roma trouwens verlegd naar de Lungomare Italo Calvino, dichter bij de Middellandse Zee.
In 2010 won Oscar Freire voor de derde keer. Een jaar later was Matthew Goss de snelste van een kleine groep. Simon Gerrans won in 2012 een sprint met Cancellara en Vincenzo Nibali. De editie van 2013 zal in het geheugen gegrift blijven door het noodweer die de organisatie tot ingrijpen verplichtte. De koers, gereden op zondag, werd ingekort en de verkleumde renners werden met de ploegbus dichter naar San Remo gebracht. Gerald Ciolek kon het weinig schelen en legde na een doorstart beslag op een klassieker.
Daarna was het weer de beurt aan de sprinters: Alexander Kristoff (2014), John Degenkolb (2015, terug op de Via Roma) en Arnaud Démare (2016) bleven een sprintend peloton de baas. De overwinning van de Fransman zou echter overschaduwd worden door de berichten dat hij, na een val net voor de Cipressa, aan de deurklink van een volgwagen zou zijn teruggekomen bij de grote groep. Vanaf 2016 werd gewoon weer op zaterdag gereden.
De laatste drie edities kenden dan weer een klassieker patroon. De beslissing werd telkens geforceerd op de Poggio. Michal Kwiatkowski won in 2017 na Peter Sagan en Julian Alaphillipe te verslaan in de sprint, Nibali ging solo in 2018 en toonde zijn vaardigheid in het dalen. Vorig jaar kon Alaphillipe een kleine elitegroep het nakijken geven.
Dit jaar dus geen Milaan-San Remo in deze door het Corona virus geteisterde tijden. Volgend jaar graag terug en laat ons dan hopen op een meer dan spannende editie. Ondertussen kunnen we ons toch wat verwarmen aan een Holland Sport uitzending over de Primavera van enkele jaren terug. Hierin gaat Wilfried de Jong op zoek gaat naar het hart en de charme van deze meer dan honderd jaar oude wedstrijd.